|

Kaart van de Antillen. Op het kleinste eiland van ons Koninkrijk woonden ooit Indianen. Dit tropisch eilandje, Saba geheten is niet groot, zon 13 km2. Saba heeft de helft van het oppervlakte van Schiermonnikoog, n van onze Waddeneilanden. Saba ligt in de Caribische Zee, niet zo ver van Puerto Rico af. (zie kaart). Vlucht naar de Vulkaan Om Saba te bereiken moet je met een heel klein vliegtuigje van St. Maarten reizen. De vlucht duurt slechts zon 12 minuten en is eigenlijk veel te kort. Het is een geweldige ervaring om dat groene stipje in die blauwe oceaan te zien groeien. Vlakbij Saba maakt het vliegtuig een halve draai om te kunnen landen op een van s werelds kleinste landingsbanen. We vliegen op deze tocht langs Spring Bay, een plaats waar Indianen gewoond hebben. Spring bay zou een van onze opgravingsplekken worden. Saba maakt deel uit van de Bovenwindse eilanden. De eilanden liggen dichtbij elkaar. Je kunt bij helder weer een aantal andere eilanden zien liggen. Vanaf Saba zie je St. Barths, St. Maarten en St. Eustatius. Het eiland is eigenlijk de top van een gigantische vulkaan. Slechts een klein stukje steekt boven het water uit. De krater kun je bezoeken, maar het is wel een hele klim naar het hoogste punt. De tocht over 1064 treden vanaf Windwardside naar de top van Mount Scenery (berg met uitzicht) is een hele toer. Als je geluk hebt kun je kolibries zien en in ieder geval mooie palmbomen, begonias en Heliconias. De oorspronkelijke bewoners Nu wordt je vooral in het engels begroet door de huidige bewoners, die afstammen van schotten en mensen uit Wales. Duizend jaar geleden liepen er slechts Indianen op Saba. Waarom gingen die Indianen op Saba wonen? Was het dan zon bijzonder plaats? Ja, dat was het zeker, want Saba bezat een aantal waterbronnen. Water is natuurlijk belangrijk voor de mens, de dieren en planten. Saba is ook veel groener dan St. Maarten of St. Eustatius. Goede zeevaarders De eerste bewoners arriveerden per boot. In hun uit boomstammen gehakte en gebrande kanos waren deze mensen in staat lange tochten over zee te maken. Het is niet gemakkelijk om op Saba aan land te gaan want de stroming is erg sterk. Er is hier geen mooi zandstrand, slechts kiezelstranden. De zwemmers hebben moeite om door de afwisselend kleine en grote golven heen te komen. De kanovaarders zullen ook heel goed gestuurd moeten hebben, want de grote golven hebben bijzonder veel kracht. Als zwemmer moet je uitkijken om niet met blauwe plekken op het land te geraken. De golven pakken je als een veertje op en spugen je een eind verderop uit. Wat aten de Indianen van Saba? Uit de resten die men heeft achtergelaten, blijkt dat de Indianen veel vis aten. Maar ze hadden ook de keuze uit zeevogels, krabben en kleine knaagdieren. Duizenden botten van dieren hebben we teruggevonden, zodat we nu weten welke dieren men at. Al deze resten komen van afvalhopen die buiten het dorp lagen. Naast het eten uit de zee en de omgeving daarvan, verbouwden de mensen ook een knolgewas. Dit langwerpige knolgewas heeft een schil met een bruine, haast roodbruine kleur. We noemen dit de cassave of maniok. Er zijn meerdere soorten cassave. De Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders gebruiken de cassave nog steeds in hun eten. Sommige soorten Cassave zijn giftig en bevatten blauwzuur. Het blauwzuur kan wel verwijderd worden, maar dan moet je de knollen eerst schillen, wassen, raspen, persen in de pers of matapi. De pulp (het materiaal dat overblijft na het persen) wordt dan op de bakplaat uitgestrooid en tot platte koek gebakken. Het laatste beetje gif verdampt op deze manier. De koeken worden vaak op een dak te drogen gelegd. De eerste dag zijn de koeken nog goed te eten, maar al gauw worden ze vrij hard. De Indianen aten dit dus hoogst waarschijnlijk in combinatie met een pepertje en vis of vlees om het geheel van smaak te voorzien. Hoe woonden men op Saba? De mensen woonden in huizen gemaakt van natuurlijke materialen. Voor de muren gebruikten men hout en touwen om de verschillende onderdelen mee aan elkaar te bevestigen. Het dak bestond waarschijnlijk uit palmbladeren. Men sliep in katoenen hangmatten. Dat was heel verstandig, want zo was je vrij van de grond en konden eventuele mieren, spinnen, schorpioenen of slangen je niet bereiken. Soms had men veel last van insektenplagen en dan verliet men de oude hutten en bouwde weer nieuwe onderkomens. Op Saba woonde men bij Spring Bay, dat betekent letterlijk baai van de waterbron. Ook op een Kelbeys ridge hebben we overblijfselen aangetroffen. De huizen varieerden in grootte van ongeveer 5 tot 10 meter. Een aantal huizen vormden samen een dorp en waren gelegen aan een plein. Op dit plein leefde men. Men zet hier samen rond het vuur, vierde feesten en belangrijke momenten, zoals de geboortes van nieuwe familieleden, huwelijken en begrafenissen. Verhalen vertellen de geschiedenis Saba ligt in de tropen en dat betekent een vast ritme van licht en donker. De zon komt vroeg op en gaat ook weer vroeg onder. Seizoenen zoals in Nederland kent men niet, wel zijn er afwisselend periodes te herkennen verbonden met de regenval. We spreken dan van een korte droge of regentijd of een lange droge of regentijd. De indianen wisten precies welk tijdstip van het jaar het was. Ze gebruikten hiervoor de sterren en de zon en maan. Aan de hand van de sterren wist je wanneer je moest jagen of vissen, wanneer je moest zaaien of oogsten. Rond het kampvuur vertelde men elkaar verhalen over de voorouders en over het ontstaan van het leven. Hoe weten we dit nu? In de jaren 80 en 90 van de 20e eeuw hebben Nederlandse archeologen onder leiding van Corinne Hofman en Menno Hoogland op Saba opgravingen gedaan. Na enig vooronderzoek op een aantal plaatsen kon men gaan opgraven. Dit vooronderzoek bestond uit het wegkappen van het struikgewas met het kapmes en dan als de grond vrij is en opgemeten, zoekt men de grond af naar voorwerpen. Sommige delen geven veel vondsten en andere weinig. Door gericht te zoeken in kleine vakken van 2 bij 2 meter kun je t goed vast stellen, op welk stuk eventueel later gegraven zou kunnen worden. De opgravingsplekken werden uiteindelijk gekozen op de meest vlakke stukken van Spring Bay en Kelbeys ridge in combinatie met de hoogste vondst aantallen. Het opgraven was zwaar werk. Eerst moest de bovengrond vrijgemaakt worden van struiken. In de bovenste laag van de bodem zaten heel veel grote en kleine keien. Deze keien moesten we wegrollen. We gebruikten hiervoor onze voeten, om niet verrast te worden door schorpioenen of ander ongedierte die in hun verblijf werden gestoord. Daarna werd met een hak de bovengrond weggehaald. Er werd een put gegraven en verdeeld in vakken van 1 m2. Per vak werd steeds een laag van 10 centimeters afgegraven. De grond werd op een zeef gegooid. Door het heen en weer schudden van de zeef, viel de aarde door de gaten en bleven eventuele vondsten over. De vondsten werden met een kaartje in een plastic zak opgeborgen. Elke middag werden de nieuwe vondsten gewassen en gedroogd. Na dit bad zag je vaak pas wat men gevonden had. We vonden veel aardewerkscherven, botten van dieren, koraal en schelpen. Al dit materiaal werd gewogen en gemeten en uiteindelijk naar Nederland verscheept om daar verder onderzocht te worden. Het meeste materiaal is inmiddels terug naar Saba om daar tentoongesteld te worden. Alle jaarlijkse campagnes hebben uiteindelijk geleid tot een afgerond onderzoek. Corinne Hofman en Menno Hoogland hebben dit opgeschreven in 2 boeken die bij de Universiteit van leiden zijn uitgegeven.

Vlucht naar Saba. c. John Hagen (1989) Bronnen: In search of the native population of pre-columbian Saba (400-1450 A.D.) part one : pottery styles and their interpretations C.L. Hofman. R.U.L. 1993 Part two: Natural and Social environment M. Hoogland R.U.L. 1996
Tijdens het graven wordt de zeef gebruikt.  |